CCD volgt 70% adviezen van DEC
Tot nu toe heeft de CCD in 70% van de gevallen het DEC-advies integraal opgevolgd bij de beoordeling van de aanvragen van een projectvergunning dierproeven. In 30% wijkt ze daar beredeneerd van af.
Soms gaat het om kleine afwijkingen zoals bijvoorbeeld de looptijd die in plaats van op vijf jaar op twee jaar wordt gesteld. Bijvoorbeeld omdat de CCD verwacht dat er voor dat type onderzoek binnen nu en twee jaar dusdanige (technische) ontwikkelingen zijn dat de aangevraagde dierproef dan niet meer nodig is om antwoord te krijgen op de wetenschappelijke vraag. Als een project dan voor vijf jaar wordt goedgekeurd, bestaat het risico dat er onnodig te lang door wordt gegaan met dierproeven.
Ook worden vergunningen voor een kortere looptijd verleend omdat de CCD aan de hand van de beschrijving concludeert dat de onderzoeksresultaten veel eerder dan vijf jaar worden gehaald. Ook wijkt de CCD af van het DEC-advies als de ethische afwegingen onvoldoende onderbouwd en navolgbaar zijn.
Een ander voorbeeld van waarom de CCD afwijkt van een DEC-advies is dat afwegingen op een te hoog abstractieniveau worden gemaakt, waarbij de vertaling naar een concreet beoogd onderzoeksresultaat ontbreekt.