Bij de herziening van de Wet op de dierproeven (Wod) zijn de kaders voor het beantwoorden van de vraag ‘Wanneer is er sprake van een dierproef in de zin van de Wet’ veranderd. Het is van groot belang om over de interpretatie van deze nieuwe kaders helderheid en overeenstemming te krijgen bij alle betrokkenen. De Centrale Commissie Dierproeven (CCD) heeft een werkgroep met een brede vertegenwoordiging uit het proefdierkundig werkveld in Nederland ingesteld en gevraagd de praktische invulling van de nieuwe kaders rond ‘Wat is een dierproef’ in kaart te brengen. Na instemming van de CCD met deze notitie is deze daarna besproken met het ministerie van Economische Zaken (EZ) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De notitie omvat alle experimenten met dieren uitgezonderd de experimenten met wilde dieren in hun biotoop. Voor dit onderzoeksveld spelen een aantal zeer specifieke zaken rond de interpretatie van de Wet. Vanuit het veldwerkstakeholdersoverleg wordt geschreven aan een breder opgezette notitie specifiek gericht op dit onderzoeksgebied. Er is afstemming met de opstellers van deze notities om tegenstrijdigheden over interpretatiekwesties zo veel mogelijk te vermijden.
Ook het genereren, fokken, genotyperen en huisvesten van genetische gewijzigde dieren vallen buiten deze notitie. De keuzes die EZ, de NVWA en de CCD hebben gemaakt met betrekking tot deze dieren en de handelingen die betrekking hebben of het genereren of houden van deze dieren hebben dusdanige consequenties voor de vergunningen en registratie dat dit apart is beschreven in: ‘Herziene wet op de Dieproeven: het genereren, fokken, genotyperen en huisvesten van genetisch gewijzigde dieren’. Het is de verwachting dat dit stuk in het derde kwartaal van 2016 gepubliceerd zal worden.