Instantie voor Dierenwelzijn (IvD)
Alle fokkers, leveranciers of gebruikers van proefdieren moeten een Instantie voor Dierenwelzijn bij de dierproeven betrekken. Dit zorgt voor een professionele uitvoering van dierproeven. Ook letten zij op het dierenwelzijn en de invoering van de 3V’s binnen de instelling.
Kleinschalige vergunninghouders hoeven geen eigen IvD te hebben, maar mogen een externe IvD bij de bedrijfsvoering betrekken.
Taken van een IvD
De taken van de IvD staan in de Wet op de dierproeven (Wod). De IvD:
- adviseert personeel dat met dieren omgaat over zaken over dierenwelzijn;
- adviseert personeel over de toepassing van de 3V’s en informeert over technische en wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied;
- zorgt voor de monitoring, rapportage en bescherming van het welzijn van de dieren in de instelling;
- houdt intern toezicht op de manier van uitvoeren van dierproeven;
- geeft advies over adoptieregelingen van vrij te geven dieren.
De IvD heeft een belangrijke rol bij zowel de opzet als de praktische uitvoering van dierproeven. Een IvD moet altijd betrokken worden bij het opzetten en schrijven van het projectvoorstel. Dit moet gebeuren voordat dit voorstel bij de CCD wordt ingediend. Ook stemt de onderzoeker voor de start van een dierproef de praktische uitvoering van de CCD-vergunning af met de IvD. Dit gebeurt in de vorm van een werkprotocol.
Wie zitten er in een IvD?
Een IvD moet minimaal bestaan uit:
- één of meer personen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op het welzijn en de verzorging van de dieren;
- een wetenschapper.
Daarnaast adviseren een dierenarts of deskundige over het welzijn en de behandeling van de dieren. Ook kunnen deskundigen met expertise in andere categorieën werken in een IvD.
Meer informatie
Meer informatie over de IvD vindt u op de website van Dalas.