NTS 2017894 Interacties van exotische mug-overdraagbare virussen met het Nederlandse schaap

Arbovirussen zijn virussen die door arthropoden (muggen, teken) overgedragen kunnen worden. De arthropoden worden vaak “vector” genoemd. Indien een arbovirus ziekte kan veroorzaken en verspreid kan worden van dier naar mens spreekt men over een “zoönotisch arbovirus”. Arbovirussen kunnen zich zeer goed aanpassen aan nieuwe gastheren en leefomgevingen en zijn daardoor in staat zich snel te verspreiden in nieuwe gebieden. Voorbeelden van arbovirussen die zich snel hebben verspreid in nieuwe gebieden zijn het West Nile virus dat in 1999 in Noord Amerika werd geïntroduceerd en het Zika virus dat in 2005 voor het eerst in Zuid Amerika werd aangetroffen. De introductie van Blauwtongvirus (BTV) in 2006 en Schmallenberg virus (SBV) in 2011 hebben duidelijk gemaakt dat ook Nederland niet gevrijwaard blijft van dit soort virussen. Of een exotisch arbovirus zich efficiënt kan verspreiden in een nieuw gebied hangt af van de aanwezigheid van gevoelige dieren en de aanwezigheid van gevoelige vectoren (muggen, teken). De snelheid waarop een uitbraak kan worden ingeperkt hangt vervolgens af van de al aanwezige kennis over het virus en de snelheid waarmee diagnostische testen en vaccins kunnen worden ontwikkeld. In deze studie wordt onderzocht of exotische arbovirussen in staat zijn Nederlandse schapen te infecteren. Naast studies met schapencellen en weefsels wordt een experiment met schapen uitgevoerd. Hier is gekozen voor drachtige ooien aangezien de ongeboren vrucht het meest gevoelig lijkt voor infecties met de virussen die in dit project worden bestudeerd.

Het project zal onze kennis over exotische arbovirussen vergroten dat ten goede komt aan onze
voorbereiding op toekomstige introducties en het ontwikkelen van diagnostische testen en
vaccins.

In dit onderzoek wordt gewerkt met schapen.