NTS 20186565-5 De rol van het uitgebreide amygdala circuit in gegeneraliseerde angst

Het leren herkennen van gevaarlijke situaties is belangrijk om te kunnen overleven. Immers, herkenning van gevaar stelt je in staat passend te reageren om zo je veiligheid te garanderen. Echter, wanneer angstgedrag extreme vormen aanneemt en ook optreedt in ongevaarlijke situaties spreekt men van angstgeneralisatie. Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen in de hersenmechanismen die ten grondslag liggen aan de overgang van stimulus-specifieke angst (d.w.z. angst in reactie op gevaarlijke stimuli) naar gegeneraliseerde angst (het doortrekken van angst naar ongevaarlijke stimuli). Al bekend is welke hersencircuits betrokken zijn bij stimulus-specifieke angst, maar tot op heden is het onduidelijk waardoor generaliserende angst ontstaat. Eerdere dierstudies hebben aangetoond dat de hersengebieden de ‘bed nucleus stria terminalis' en de 'amygdala' bijdragen aan de mate van angstgeneralisatie. We willen daarom de hypothese onderzoeken die stelt dat de oorzaak van angstgeneralisatie een verschuiving is in de activatie van deze hersengebieden. Wij vermoeden dat dit komt door een verhoogde activatie van de amygdala, die daarmee ook een verhoogde activatie van de bed nucleus stria terminalis teweegbrengt. Daarnaast willen we ook onderzoeken of de sensitiviteit voor het ontwikkelen van een angststoornis wordt veroorzaakt door deze veranderende activiteit in laatstgenoemde hersencircuit. Verder zullen we ook de rol van een hormoon, dopamine, en diens rol in het ontwikkelen van een angststoornis onderzoeken.

Dit onderzoek zal gedetailleerd inzicht geven in het functioneren van dit amygdala netwerk tijdens stimulus-specifieke en gegeneraliseerde angst. Daarmee draagt het bij aan een beter begrip van de rol van dit netwerk in angststoornissen. Daarbij zal dit onderzoek fundamenteel inzicht geven in de mogelijkheid om het hersencircuit dat bijdraagt aan gegeneraliseerde angst te manipuleren en zo deze angst te voorkomen of te verhelpen. In de toekomst kunnen deze inzichten dus mogelijk bijdragen aan een betere behandeling van diegenen die lijden onder angststoornissen.

In dit onderzoek wordt gewerkt met muizen.