NTS 20186505 Wat is de ziekmakende stof bij auto-immuuntrombose?
Bij een auto-immuunziekte ontstaan antilichamen die lichaamseigen eiwitten herkennen. Er zijn verschillende antilichamen tegen lichaamseigen eiwitten bekend die kunnen leiden tot trombose. Naar schatting 5-10% van alle patiënten met trombose heeft deze auto-antilichamen. Patiënten met deze antilichamen en trombose hebben een sterk verhoogd risico op het krijgen van een tweede trombose. Echter, niet alle antilichamen verhogen het risico op trombose even sterk. Desalniettemin worden alle patiënten met deze antilichamen levenslang behandeld met bloedverdunners. Hierdoor hebben deze patiënten een verhoogde kans op levensbedreigende bloedingen. Dit onderzoek heeft twee belangrijke doelstellingen: ten eerste wordt onderzocht welke auto-antilichamen er precies verantwoordelijk zijn voor het tromboserisico, zodat de therapie gerichter gegeven kan worden. Ten tweede wordt gezocht naar een alternatief voor bloedverdunners ter voorkoming van een tweede trombose door de werking van de auto-antilichamen te blokkeren.
Met dit onderzoek komen we meer te weten over de manier waarop auto-antilichamen tot trombose leiden en welk auto-antilichaam verantwoordelijk is voor het verhoogde risico op trombose. Op termijn kunnen artsen hierdoor beter inschatten welke behandeling nodig is voor patiënten met deze antistoffen. Daarnaast kan dit onderzoek mogelijk leiden tot de ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel dat specifiek de werking van de ziekte-veroorzakende stoffen blokkeert.
In dit onderzoek wordt gewerkt met muizen.