NTS 20209446-6 Nieuw coronavirus SARS-CoV-2: Opzetten van een diermodel voor het testen van vaccins en medicijnen op werkzaamheid en veiligheid
Sinds einde december 2019 is er een uitbraak van een nieuw coronavirus (SARSCoV-2) in mensen, en het virus veroorzaakt de ziekte COVID-19. In 2003/2004 was er een uitbraak van een vergelijkbaar coronavirus (SARS-coronavirus) en in 2012 het MERS coronavirus. Beide coronavirussen (SARS en MERS) komen naar alle waarschijnlijkheid oorspronkelijk van vleermuizen en zijn door een tussentijdse drager van het virus op de mens overgedragen. De virussen hebben zich vervolgens van mens tot mens kunnen verspreiden, en hebben hoge sterftecijfers tot gevolg gehad (SARS: 11% en MERS: 34%). Ook het nieuwe coronavirus komt oorspronkelijk mogelijk van vleermuizen. Het nieuwe coronavirus lijkt op het SARS virus, echter verspreidt het nieuwe virus zich sneller dan SARS. Het nieuwe coronavirus lijkt minder dodelijk dan het SARS of het MERS virus (rondt 2% van geïnfecteerden sterft), maar de bestrijding wordt bemoeilijkt doordat het virus ook door mensen kan worden overdragen die geen symptomen hebben. Er zijn inmiddels enkele goedgekeurde vaccins op de markt die helpen om de pandemie te bestrijden. Het is duidelijk geworden dat er ook een opmars van nieuwe SARS-CoV-2 varianten is die misschien sneller verspreiden, een mildere of ernstigere ziekte veroorzaken of andere behandelingen nodig hebben dan de oude varianten. De huidige vaccins werken wellicht niet (goed genoeg) voor deze nieuwe varianten. Om dit te bestuderen is meer onderzoek nodig. Het doel van dit project is het ontwikkelen van een diermodel voor COVID-19. Veel dieren hebben dezelfde organen die dezelfde functies op dezelfde manier uitvoeren zoals in mensen. Met een diermodel kan worden gekeken welk schade het virus in het dier veroorzaakt, om vervolgens vaccins of medicijnen tegen de ziekte te testen op werkzaamheid en veiligheid.
Het project zal belangrijke kennis leveren over COVID-19 door de gevolgen van een besmetting met het nieuwe coronavirus in een dier aan te tonen. Hiervoor moet eerst het beste diermodel worden gekozen. Vervolgens is het essentieel middelen te testen in diermodellen om de werkzaamheid en de veiligheid te kunnen inschatten voordat het middel in dieren of mensen wordt gebruikt. Deze middelen zijn noodzakelijk om besmette dieren of mensen te behandelen of om te voorkomen dat meer dieren of mensen besmet raken met het nieuwe coronavirus. Daarnaast zijn aanvullende studies nodig (zoals bijvoorbeeld zogenaamde transmissieproeven) om te begrijpen of het huidige virus en de nieuwe varianten verschillend snel verspreiden en/of
verschillende verschijnselen veroorzaken.
In dit onderzoek wordt gewerkt met muizen, hamsters, fretten, varkens, nertsen en katten.