NTS 20209965 Verbeteringen voor de behandeling van hartritmestoornissen

Hartritmestoornissen vormen een belangrijke oorzaak van ziekte en overlijden bij mensen. We kunnen ze behandelen met medicatie of door hartweefsel doelgericht te beschadigen. De huidige technieken werken vaak niet goed op de langere termijn, doordat ze weefsel niet genoeg beschadigen. Bovendien is er een kans op complicaties. In de afgelopen jaren heeft onze onderzoeksgroep een nieuwe methode ontwikkeld, waarmee we wel goede en diepe weefselbeschadiging kunnen maken, maar waarbij zo goed als geen complicaties optreden. Dit is een belangrijke stap voorwaarts in de behandeling van hartritmestoornissen. De hartritmestoornis die we hier nu mee willen behandelen is boezemfibrilleren. Bij boezemfibrilleren is de hartslag onregelmatig en meestal te hoog. Boezemfibrilleren is een ritmestoornis die niet levensbedreigend is, maar meestal wel behandeld moet  worden om schade aan het hart te voorkomen. Een veelvoorkomende behandeling is een zogenaamde ablatie. Bij een ablatie wordt de plek in het hart waar de ritmestoornis ontstaat behandeld, waardoor het hart weer regelmatig gaat kloppen.  In het afgelopen jaar hebben we een nieuwe ablatietechniek voor het eerst getest bij 30 patiënten met boezem fibrilleren. Met deze techniek wordt met behulp van een dun slangetje (catheter) de plek in het hart waar boezemfibrilleren ontstaat behandeld. Bij dit eerste onderzoek hebben we gezien dat de techniek op de korte termijn goed werkt en veilig is, maar er zijn nog steeds een aantal verbeterpunten.  Om de techniek verder te ontwikkelen is er meer onderzoek nodig.  We willen onderzoeken of we de techniek nog beter kunnen maken door een aantal eigenschappen van de behandeling te veranderen. Ook willen we onderzoeken of we deze techniek kunnen gebruiken om andere hartritmestoornissen kunnen behandelen. 

Met de nieuwe ablatietechniek verwachten we dat patiënten minder snel opnieuw de ritmestoornis krijgen dan met de huidige techniek. Daardoor hoeven patiënten minder operaties te ondergaan. Door deze nieuwe techniek nog verder te verbeteren verwachten we dat de kans op onverwachte bijwerkingen nog kleiner kan worden gemaakt. Ook willen we onderzoeken of we deze techniek kunnen gebruiken bij patiënten met een andere hartritmestoornis, waardoor we nog meer patiënten beter kunnen behandelen.

In dit onderzoek wordt gewerkt met varkens.