Informatie over dierproeven

Informatie over dierproeven

In Nederland worden dieren voor onderzoek gebruikt. Dierproeven mogen alleen als er geen alternatief is.

Waarom dierproeven?

Dierproeven zijn nog steeds nodig. Bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van nieuwe medicijnen en voedingsmiddelen. Zo mag een nieuw medicijn alleen verkocht worden als het op levende dieren is getest. 

Wat is een dierproef?

Een proef is pas een dierproef als een dier voor een bepaald onderzoeksdoel gebruikt wordt. Hierbij ervaart het dier pijn. Dit noemen we ongerief. Op de pagina over Wetten en regels staat alle informatie en wetgeving die hiervoor gelden. En in welke situaties proeven onder de Wet op de dierproeven vallen. Ook staat hier voor welke doelen een vergunning nodig is. 

Wie doen dierproeven?

Instanties zoals universiteiten, universitaire ziekenhuizen, onderzoeksinstelling en farmaceutische bedrijven doen dierproeven. 

Wanneer mag u een dierproef doen: de 3V’s

Een dierproef mag alleen als er geen alternatief is. Als er onderzoek met dieren wordt uitgevoerd is er (nog) geen alternatief om een wetenschappelijke vraag te beantwoorden. Dit onderzoek moet zo verfijnd en met zo min mogelijk dieren worden uitgevoerd. U houdt zich hierbij aan de 3V’s (Vervanging, Vermindering en Verfijning):
 

  • Vervanging dierproeven
    U vervangt proeven met dieren zoveel mogelijk door alternatieve methoden. Bijvoorbeeld door computersimulaties die biologische processen in het menselijk lichaam nabootsen. Of door onderzoek met menselijke cellen of weefsels.
  • Vermindering dierproeven
    Bij elke proef gebruikt u zo min mogelijk dieren. Bijvoorbeeld door gegevens van eerdere onderzoeken te gebruiken. 
  • Verfijning dierproeven
    Tijdens de dierproeven zorgt u ervoor dat het ongerief van de dieren zo klein mogelijk is. Bijvoorbeeld door goede huisvesting, voeding en pijnbestrijding te gebruiken.

Uitvoering dierproeven

Dierproeven mogen alleen gedaan worden met een projectvergunning voor het onderzoek. Aanvragen hiervoor gaan via de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). De CCD verleent als enige in Nederland vergunningen voor dierproeven. De CCD doet dit volgens het ‘nee tenzij’ principe. Als het voor een instelling echt niet mogelijk is om een onderzoek zonder dieren uit te voeren, maakt de CCD een schade-baten analyse. Het nut en de noodzaak van het onderzoek moeten opwegen tegen het ongerief dat het dier ondervindt. Alleen dan verleent de CCD een vergunning. 

Daarnaast hebben instanties die dierproeven doen een instellingsvergunning nodig van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Deze vergunning is nodig voor het uitvoeren van dierproeven en het fokken en/of afleveren van proefdieren. Lees meer over het aanvragen van vergunningen op de pagina Vergunningen.
 

Controle dierproeven

Dierproeven moeten zorgvuldig gebeuren. Daarom voeren verschillende partijen controles uit:

  • de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
  • Instanties voor Dierenwelzijn (lvD’s)

Een uitgebreide beschrijving van deze organisaties en hun rol vindt u op de pagina Organisaties.

Cijfers over dierproeven

De NVWA maakt elk jaar een overzicht van het aantal dierproeven. Hierin staat ook waarvoor en op welke dieren deze dierproeven werden gedaan. Deze cijfers staan in het jaaroverzicht ‘Zo doende’.

Meer informatie

Meer informatie over dierproeven staat ook op Rijksoverheid.nl.