NTS 2016642 Praktisch onderwijs pluimvee t.b.v. studenten Diergeneeskunde

Mede door het praktisch onderwijs kunnen afgestudeerde dierenartsen zieke dieren goed behandelen, voorkomen dat dieren ziek worden, de gezondheid van dieren in de gaten houden en allerlei wettelijke, wetenschappelijke en maatschappelijke taken goed uitvoeren. De samenleving heeft goed opgeleide dierenartsen nodig om de gezondheid en het welzijn van dieren te bevorderen. Daarnaast hebben dierenartsen een belangrijke rol in de vroege opsporing van besmettelijke dierziekten, die een bedreiging kunnen vormen voor dieren en mensen. Ook wordt de taak van de dierenarts met betrekking tot volksgezondheid (zoönoses, antibioticaresistentie) en voedselveiligheid steeds belangrijker. Om al deze taken te kunnen uitoefenen is een goede training, deels met echte dieren, essentieel.

In veel gevallen worden gezonde (volwassen) legkippen en soms ‘hobbykippen’ gebruikt die gedurende circa een jaar verblijven in de onderwijsstallen. Daarnaast wordt pluimvee dat gezond is, of een specifieke afwijking of aandoening heeft, van pluimveehouderijen meegenomen. Dit betreft vooral kippen, zoals legkippen, vleeskuikens of vleeskuikenouderdieren van verschillende leeftijden. In een incidenteel geval zullen eenden, kalkoenen of sierpluimvee worden ingezet. In totaal zullen circa 1310 keer per jaar dieren voor onderwijs worden ingezet. Waar mogelijk wordt een deel van deze dieren meerdere malen ingezet. Hierdoor is het aantal dieren dat daadwerkelijk moet worden verkregen jaarlijks maximaal 850 dieren (4200 over 5 jaar). Het aandeel kippen zal hiervan minimaal 765 en het aandeel overig pluimvee zal maximaal 85 dieren bedragen.

In dit onderzoek wordt gewerkt met legkippen en hobbykippen